01 okt - 10:05 Haaksbergen - aangepast om 10:05

Column Caro Woudstra

Ich habe es nicht gesehen

Afgelopen zomer heb ik een dorp bezocht die de nazi’s in de tweede wereldoorlog hebben uitgemoord. In drie uur tijd zijn er zeshonderd drieënveertig onschuldige burgers om het leven gebracht. Om de gruwelijkheden van de nazi’s te laten zien is het dorp behouden. Elk jaar komen er duizenden bezoekers op af. Op het moment dat je het dorp betreedt wordt je teruggezogen in de tijd en komt je aan op 10 juni 1944. Vanaf die dag is de tijd daar stil blijven staan. Op de terugweg en nog helemaal onder de indruk hoe dit heeft kunnen gebeuren reed ik in mijn camper van deze onheilsplek vandaan. In een ooghoek zag ik op het grasveld een oude man wankelen. Tientallen toeristen liepen langs hem heen. De man viel op de grond en kon niet meer opstaan. In een seconde zette ik de camper midden op straat stil, zette de alarmlichten aan en sprintte ik naar de man. Tientallen mensen liepen door en deden alsof ze niets gezien hadden. Ik kon niet begrijpen waarom niemand iets deed. Waarom was ik de enige die deze man hielp die niet meer uit zichzelf op kon staan? Waarom keek iedereen weg? Hoe kon je een monument gaan bezichtigen waar 643 mensen in 3 uur tijd de dood vonden en niets doen als je een man van in de tachtig op de grond ziet vallen?  En zo zie ik het wel vaker. Hoe kan je niets zeggen als je iemand een leeg blikje in de struiken ziet gooien? Hoe kan je je mond dichthouden als je ziet dat mensen hun hondenpoep niet opruimen? Hoe kan je de andere kant opkijken als je kinderen ziet die dingen aan het vernielen zijn? En hoe kan je doen alsof je niets gezien hebt als je een oudere naar adem happend op de rollator ziet zitten? Of doorfietsen als je iemand van de fiets ziet vallen? Mensen die niets doen hebben veelal dezelfde smoes: ‘Voor je het weet krijg je een klap op je bek.’ Maar je mag van mij aannemen dat als ik mensen ergens op aanspreek, ik mijn hele leven hier nog nooit een ‘klap op mijn bek’ voor heb gehad.  In de oorlog hebben we zo veel dingen laten gebeuren omdat we het ‘zogenaamd niet wisten’ maar er is nog weinig veranderd.  De vallende man bleek een gevalletje lage bloedsuiker te zijn. Na wat gegeten en gedronken te hebben liepen we samen naar een bankje. Daar ging hij zitten om op zijn familie te wachten. Naast een vrouw die net deed alsof ze niets gezien had.

Caro